dinsdag 30 april 2013

Contemporaine Duitse vertalingen

De belangstelling in Duitsland voor Hemsterhuis nog tijdens zijn leven valt goed af te lezen aan de hand van alle initiatieven in die tijd genomen om zijn teksten te vertalen. Lang niet alle vertaalinitiatieven hebben een blijvend resultaat opgeleverd, maar dat doet niets af aan die belangstelling voor zijn werk. Hierbij een inventarisatie van wat ik gevonden heb:
  • Lettre sur la sculpture (verschenen in 1769) – In een brief uit februari 1775 meldt Johann Gottfried Herder (1744-1803) dat hij zijn vertaling wil laten publiceren bij Dieterich in Göttingen. Voor zover bekend is deze vertaling echter nooit verschenen.
  • Lettre sur les désirs (1770) – Herder publiceerde in 1781 een vertaling in een tijdschrift: « Ueber das Verlangen », Der teutsche Merkur, IV (Windmond 1781), 99-122. In een volgende aflevering van ditzelfde tijdschrift heeft Herder in vervolg hierop een eigen reactie geschreven: « Liebe und Selbstheit. Ein Nachtrag zum Briefe des Herrn Hemsterhuis », Der teutsche Merkur vom Jahr 1781, IV (Wintermond 1781), 211-235.
  • Lettre sur l’homme et ses rapports (1772) – In een door hem geschreven brief van februari 1775 vermeldde Herder dat een Duitse vertaling is vervaardigd door Georg Ernst von Rüling (1748-1807), op dat moment verbonden aan het hof van de keurvorst van Hannover.1 In de door Herder nagelaten collectie handschriften bevond zich een vertaling, waarbij het onduidelijk is of deze vertaling van de hand van Herder was of die van Rüling. Deze Duitse vertaling is door mij tot nu toe niet gevonden.
  • Sophyle, ou de la philosophie (1778) – In Münster droeg prinses Gallitzin zorg voor een Duitse vertaling. Zij schreef Hemsterhuis op 4 november 1782: « Sophile et l’Aristée sont traduit ici, et n’attendent qu’un couple de corrections encore pour être imprimée ». Wie de vertaler of vertalers waren vermeldde ze niet. Voor zover bekend zijn beide vertalingen niet verschenen en evenmin in handschrift overgeleverd.
  • Aristée, ou de la divinité (1779) – Zie hierboven, bij Sophyle. – Iets eerder, op 25 oktober 1782, ontving Hemsterhuis een brief van Marcus Wilhelm Müller (1754-1785), subrector van het Gymnasium te Altona nabij Hamburg, die meldde een eigen vertaling gereed te hebben. Het is niet bekend of, en zo ja hoe Hemsterhuis op deze combinatie van verzoek en aanbod heeft gereageerd. De vertaling van Müller lijkt niet te zijn verschenen of in handschrift overgeleverd.
  • Simon, ou des facultés de l’âme – Ook voor deze tekst nam prinses Gallitzin het initiatief tot vertalen. Ze deelde deze taak toe aan haar secretaris Anton Matthias Sprickmann. In een brief aan Hemsterhuis gedateerd 10 augustus 1783 meldde de prinses dat de vertaling van Sprickmann voltooid is, maar voor zover bekend is deze vertaling nooit verspreid of teruggevonden.
  • Alexis, ou de l’âge d’or (1787) – Friedrich Heinrich Jacobi (1743-1819) bezorgde een editie van de Franse tekst in het najaar van 1787 bij Hartknoch te Riga. Maar nog voorafgaand aan deze verscheen een Duitse vertaling van de hand van Jacobi, in november 1787 eveneens bij Hartknoch: Alexis oder von dem goldenen Weltalter.
  • Lettre sur l’athéisme (1787) – Ook deze tekst werd door F.H. Jacobi vertaald en uitgegeven als een bijlage bij de tweede editie van zijn polemisch geschrift Über die Lehre des Spinoza in Briefen an den Herrn Moses Mendelssohn (1789), p. 307 e.v.
  • De meest omvattende Duitse vertaling verscheen onder de titel Vermischte philosophische Schriften des H. Hemsterhuis, in twee delen uitgegeven: « Leipzig, bey Weidmanns Erben und Reich, 1782 ». Zie hier voor deel I
    In de uitgave wordt niet vermeld wie de vertaling bezorgd heeft, maar al spoedig maakte de vertaler zich in een brief aan Hemsterhuis bekend, geschreven op 9 december 1782 vanuit Leipzig, t.w. Christian Friedrich von Blankenburg (1744-1796).
    In 1797, dus na het overlijden van Blankenburg, verscheen nog een derde deel, eveneens te Leipzig. Ook bij dit derde deel maakte de bezorger en/of vertaler zich niet bekend, maar naar mijn vermoeden was het Karl Theodor von Dalberg (1744-1817), op dat moment hulpbisschop van Mainz. Deze drie delen bevatten eigen vertalingen van alle werken van Hemsterhuis, dus afwijkend van die van Herder en van Jacobi.

De conclusie moge duidelijk zijn: de belangstelling voor de werken van Hemsterhuis in Duitsland was reeds bij zijn leven aanzienlijk. De voetnoten met verwijzingen die bij het bovenstaande horen zullen te vinden zijn in mijn komende kritische editie van Hemsterhuis’ Oeuvres philosophiques, bij leven en welzijn zal deze in het voorjaar van 2014 verschijnen.