Alberto Bonchino, Materie als geronnener Geist: Studien zu Franz von Baader in den philosophischen Konstellationen seiner Zeit (Baaderiana; 1) Paderborn: Ferdinand Schöningh, 2014.
De titel van dit boek is ontleend aan een citaat – of wellicht beter gezegd: een uitdrukking – die werd toegeschreven aan Hemsterhuis: “den Körper [sei] einen geronnenen Geist, und das körperliche Universum einen geronnenen Gott zu nennen”. Het is terug te vinden o.a. bij Baader (1797) en bij Schelling (1800) en aldus zou Hemsterhuis met dit citaat zijn weg vinden in de z.g. Naturphilosophie, dat in de begindecennia van de 19de eeuw in Duitsland opgang maakte.
Ik heb het citaat niet kunnen herleiden
tot Hemsterhuis: niet in de Vermischte philosophische Schriften,
niet in de Alexis-vertaling van Jacobi en evenmin in Liebe und
Selbstheit van Herder. De zoon van Schelling kon rond 1850 al evenmin
“dieses Dictum … in keiner seiner Schriften” terugvinden (p.
20-21). Ik kan het citaat inhoudelijk ook moeilijk rijmen met het
dualisme van materie en geest door Hemsterhuis beleden, want het
citaat neigt naar een vorm van monisme. Berust de vroege invloed van
Hemsterhuis in Duitsland op een misverstand?
In de eerste hoofdstukken tekent
Bonchino inderdaad hoe de receptie in Duitsland aanvankelijk verliep.
Allereerst is er de bedding in het algemene klimaat van classicisme, aangewakkerd door
Winckelmann. Daarbinnen ontstaat een nieuw humanisme. De klassieke
Oudheid wordt met een “historische Sensibilität ervaren”: niet
meer alleen de oude teksten, maar tevens de aanvulling vanuit munten,
inscripties en kunstwerken (men denke aan de dan recente opgravingen
in Pompeï en Herculaneum). De voorheen geldende a priori houding
tegenover het verleden, doorgaans ingegeven door de bijbelse
geschiedenis, maakt plaats voor filosofisch getinte interpretatie van
het verloop van de geschiedenis. De metafoor van een spiraalvormige
cyclische beweging in de tijd maakt opgang. Daarbij past natuurlijk
de idee van het gouden tijdperk, dat Hemsterhuis verwoordt in zijn
Alexis.
De directe Hemsterhuis-receptie toont
inderdaad een vertekening. Aanvankelijk via Herder, die in Liebe und
Selbstheit het oorspronkelijke dualisme van Hemsterhuis ombuigt:
“Ausgehend von Hemsterhuis' Dualismus zwischen physischer und
moralischer Welt, entwickelt Herder so ein allgemeines Konzept der
von einheitlichen Gesetzen determinierten, lebendigen Natur” (p.
40). Een volgende fase wordt door Jacobi ingeluid, die Hemsterhuis
antispinozistich interpreteert. “Die klassische Ideale des
Hellenismus und des Platonismus des Niederländers wurden immer
stärker in Richtung einer hermetischen und neoplatonischen Tonalität
interpretiert, welche, wenn sie auch seinem Denken fremd war, in der
Frühromantik Anlass zur Rehabilitierung einer bestimmten religio
prisca oder religio naturalis führte.”(p. 45).
Hoofdpersoon in Bonchino's boek is
natuurlijk Franz Baader (1765-1841), vanaf 1808 Von Baader, een
veelzijdig geleerde die vanuit de (vroeg)romantiek een grote ontwikkeling
doormaakte. Het titelcitaat is te vinden
in zijn werk Ueber das pytagoräische Quadrat in der Natur oder der
vier Weltgegenden, verschenen in 1797, op p. 40. Het verdere boek van
Bonchino gaat over de doorwerking van Baaders Naturphilosophie in
Duitsland en Frankrijk. Hemsterhuis zelf raakt dan geheel buiten
beeld.
Het boek eindigt met een lezenswaardige excursie over de "Geologie der Frühromantik" rond de Bergakademie te Freiberg, in 1765 opgericht, waar o.a. Baader, Humboldt en Novalis studeerden.