In 1785 verscheen een boekje met als titel Philosophische Gespräche über das Vergnügen, geschreven door de jonge Duitse filosoof August Wilhelm Rehberg (1757-1836). Deze was op dat moment de secretaris van de bisschop van Osnabrück, maar hij streefde - tevergeefs - naar een academische loopbaan. Deze tekst schreef Rehberg naar het schijnt mede geïnspireerd door het werk van Hemsterhuis. Het is in de vorm van een dialoog waarbij een van de gesprekspartners de naam Arist voert.
Hemsterhuis van zijn kant had dit boekje in zijn boekenkast staan; in de auctiecatalogus uit 1791 staat het vermeld onder nummer octavo 343. In zijn brieven noemt Hemsterhuis Rehberg slechts éénmaal (brief nr. 8.63 d.d. 7 augustus 1787). Hij wil dat naast Goethe, Herder, Wieland en Blankenburg ook Rehberg een exemplaar van zijn Alexis oder von dem goldenen Weltalter toegezonden krijgt.
Bij mijn weten hebben alleen Kluckhohn (1922; p. 244) en Hammacher (1995) meer inhoudelijk geschreven over de relatie Hemsterhuis / Rehberg.