dinsdag 24 december 2013

Mon chèr Socrate

De brieven van Hemsterhuis aan prinses Gallitzin zijn reeds door mij beschikbaar gesteld onder de titel Ma toute chère Diotime. Nu werken we - Gerrit van der Meer, Louis Hoffman en ondergetekende - aan de transcriptie van de ca. 600 brieven van de prinses aan Hemsterhuis. Dat is een heel ander verhaal. Had Hemsterhuis een keurig handschrift, die van een klerk, de prinses schrijft slordig en chaotisch. Ze springt bij tijd en wijlen van de hak op de tak, begint een brief met keurig te schrijven om te eindigen in een wirwar omdat het papier volloopt, schrijft zoals ze denkt dus met onvolledige zinsbouw, en haar beheersing van de Franse taal is ook niet optimaal. Het moet een uiting van charme zijn geweest toen Hemsterhuis haar eens het compliment gaf dat haar Frans beter was dan het zijne.

Inhoudelijk zijn haar brieven ook lang niet interessant. Er wordt veel geklaagd over echtgenoot prins Gallitzin, van wie ze gescheiden leeft. Hemsterhuis mag vaak optreden als middelaar in hun ruzies: de prins woont bij hem om de hoek in Den Haag. De verkoop van het Zwitserse buiten Lavigny in 1780 geeft veel gesteggel.

Aan de andere kant wil ik de prinses ook niet te veel afvallen. In augustus/september 1779 vertrok ze naar Münster, in de hoop dat het een doorreis zou worden naar Lavigny, waar Dentan en Hemsterhuis zich bij haar zullen voegen. Maar Dentan overleed onverwachts in 1780. Vervolgens gaf Hemsterhuis er de brui aan: als een echte huismus wilde hij Den Haag niet verlaten en zag hij af van het samenzijn in Lavigny. In diezelfde periode maakte hij kennis met Madame Perrenot, die zich ontpopte al een nieuwe muze voor hem, waarop de prinses hoogst jaloers en venijnig reageert. Het vertrek van de prinses naar Münster heeft bij Hemsterhuis blijkbaar iets bewerkt van "uit het oog, uit het hart". Is dit de diepere reden dat er vrijwel geen brieven uit de periode 1780-1782 zijn overgeleverd? In december 1782 bezoeken de prinses en Fürstenberg Den Haag. Er is toen het een en ander uitgepraat en bijgelegd, want vanaf dat moment is er weer een regelmatige correspondentie op gang gekomen.

Alle brieven van de prinses zijn inmiddels getranscribeerd en ingetikt. Met de correcties zijn we inmiddels ongeveer halverwege. De foto moge een indruk geven van deze klus.

woensdag 25 september 2013

Twee onbekende teksten

In het archief van het Haus Welbergen vond ik twee tot nu toe onbekende teksten die in de beschrijving worden toegeschreven aan Hemsterhuis. Dit "Privatarchiv" is niet rechtstreeks toegankelijk; microfilms van de stukken zijn in te zien bij het LWL-Archivamt für Westfalen, Jahnstrasse 26 te Münster. In het archief van Haus Welbergen bevinden zich stukken uit de nalatenschap van Franz Kasper Buchholz (1759-1812), uit de directe vriendenkring van prinses Gallitzin.
Voor een inventaris van het archief van het Haus Welbergen, klik hier; de beschrijving van beide stukken kan men vinden via het zoekvenster met trefwoord Hemsterhuis.

Onder inventarisnummer A 2207 is er een Mémoire sur la Banque d'Amsterdam, en onder nummer A 2486 wordt bewaard Observations preliminaires sur la constitution de la Republique des Provinces Unies. Beide stukken zijn ongedateerd, geen autograaf. Zijn ze werkelijk van Hemsterhuis? De Mémoire biedt een beschrijving van een onderwerp dat niet werkelijk zijn interesse had, maar mogelijk heeft hij het geschreven uit hoofde van zijn functie als secretaris van de Raad van State, dus ambtshalve. Dit laatste kan ook gelden voor de Observations, dat echter een onderwerp behandelt dat hem na aan het hart stond. De conclusie van de Observations zou de zijne kunnen zijn:

« On sera surpris sans doutte que dans ce qui precede il ne soit point parlé du stathouder dont l’authorité paroit si etendue. C’est qu’il n’est que le premier sujet de la republique. La puissance executrice est entre ses mains, mais il doit l’employer suivant l’intention des Etats; s’ils ne l’y obligent pas c’est la faute des individus et non celle de la constitution. »
Voor wie meer belangstelling heeft: goede copieën van beide stukken zijn in mijn bezit, evanals transcripties.

dinsdag 30 april 2013

Contemporaine Duitse vertalingen

De belangstelling in Duitsland voor Hemsterhuis nog tijdens zijn leven valt goed af te lezen aan de hand van alle initiatieven in die tijd genomen om zijn teksten te vertalen. Lang niet alle vertaalinitiatieven hebben een blijvend resultaat opgeleverd, maar dat doet niets af aan die belangstelling voor zijn werk. Hierbij een inventarisatie van wat ik gevonden heb:
  • Lettre sur la sculpture (verschenen in 1769) – In een brief uit februari 1775 meldt Johann Gottfried Herder (1744-1803) dat hij zijn vertaling wil laten publiceren bij Dieterich in Göttingen. Voor zover bekend is deze vertaling echter nooit verschenen.
  • Lettre sur les désirs (1770) – Herder publiceerde in 1781 een vertaling in een tijdschrift: « Ueber das Verlangen », Der teutsche Merkur, IV (Windmond 1781), 99-122. In een volgende aflevering van ditzelfde tijdschrift heeft Herder in vervolg hierop een eigen reactie geschreven: « Liebe und Selbstheit. Ein Nachtrag zum Briefe des Herrn Hemsterhuis », Der teutsche Merkur vom Jahr 1781, IV (Wintermond 1781), 211-235.
  • Lettre sur l’homme et ses rapports (1772) – In een door hem geschreven brief van februari 1775 vermeldde Herder dat een Duitse vertaling is vervaardigd door Georg Ernst von Rüling (1748-1807), op dat moment verbonden aan het hof van de keurvorst van Hannover.1 In de door Herder nagelaten collectie handschriften bevond zich een vertaling, waarbij het onduidelijk is of deze vertaling van de hand van Herder was of die van Rüling. Deze Duitse vertaling is door mij tot nu toe niet gevonden.
  • Sophyle, ou de la philosophie (1778) – In Münster droeg prinses Gallitzin zorg voor een Duitse vertaling. Zij schreef Hemsterhuis op 4 november 1782: « Sophile et l’Aristée sont traduit ici, et n’attendent qu’un couple de corrections encore pour être imprimée ». Wie de vertaler of vertalers waren vermeldde ze niet. Voor zover bekend zijn beide vertalingen niet verschenen en evenmin in handschrift overgeleverd.
  • Aristée, ou de la divinité (1779) – Zie hierboven, bij Sophyle. – Iets eerder, op 25 oktober 1782, ontving Hemsterhuis een brief van Marcus Wilhelm Müller (1754-1785), subrector van het Gymnasium te Altona nabij Hamburg, die meldde een eigen vertaling gereed te hebben. Het is niet bekend of, en zo ja hoe Hemsterhuis op deze combinatie van verzoek en aanbod heeft gereageerd. De vertaling van Müller lijkt niet te zijn verschenen of in handschrift overgeleverd.
  • Simon, ou des facultés de l’âme – Ook voor deze tekst nam prinses Gallitzin het initiatief tot vertalen. Ze deelde deze taak toe aan haar secretaris Anton Matthias Sprickmann. In een brief aan Hemsterhuis gedateerd 10 augustus 1783 meldde de prinses dat de vertaling van Sprickmann voltooid is, maar voor zover bekend is deze vertaling nooit verspreid of teruggevonden.
  • Alexis, ou de l’âge d’or (1787) – Friedrich Heinrich Jacobi (1743-1819) bezorgde een editie van de Franse tekst in het najaar van 1787 bij Hartknoch te Riga. Maar nog voorafgaand aan deze verscheen een Duitse vertaling van de hand van Jacobi, in november 1787 eveneens bij Hartknoch: Alexis oder von dem goldenen Weltalter.
  • Lettre sur l’athéisme (1787) – Ook deze tekst werd door F.H. Jacobi vertaald en uitgegeven als een bijlage bij de tweede editie van zijn polemisch geschrift Über die Lehre des Spinoza in Briefen an den Herrn Moses Mendelssohn (1789), p. 307 e.v.
  • De meest omvattende Duitse vertaling verscheen onder de titel Vermischte philosophische Schriften des H. Hemsterhuis, in twee delen uitgegeven: « Leipzig, bey Weidmanns Erben und Reich, 1782 ». Zie hier voor deel I
    In de uitgave wordt niet vermeld wie de vertaling bezorgd heeft, maar al spoedig maakte de vertaler zich in een brief aan Hemsterhuis bekend, geschreven op 9 december 1782 vanuit Leipzig, t.w. Christian Friedrich von Blankenburg (1744-1796).
    In 1797, dus na het overlijden van Blankenburg, verscheen nog een derde deel, eveneens te Leipzig. Ook bij dit derde deel maakte de bezorger en/of vertaler zich niet bekend, maar naar mijn vermoeden was het Karl Theodor von Dalberg (1744-1817), op dat moment hulpbisschop van Mainz. Deze drie delen bevatten eigen vertalingen van alle werken van Hemsterhuis, dus afwijkend van die van Herder en van Jacobi.

De conclusie moge duidelijk zijn: de belangstelling voor de werken van Hemsterhuis in Duitsland was reeds bij zijn leven aanzienlijk. De voetnoten met verwijzingen die bij het bovenstaande horen zullen te vinden zijn in mijn komende kritische editie van Hemsterhuis’ Oeuvres philosophiques, bij leven en welzijn zal deze in het voorjaar van 2014 verschijnen.

donderdag 7 februari 2013

Uit de collectie van Bonnet

In de inleiding van zijn prachtige bibliografie, Frans Hemsterhuis, een philosofenleven (1925, p. 22) spreekt Brummel het vermoeden uit dat er in een bibliotheek te Genève een handschrift van de Lettre sur les désirs te vinden zou zijn. Navraag leerde me dat dit vermoeden inderdaad correct is. In de Bibliothèque de Genève wordt dit handschrift bewaard, in de collectie van de Zwitserse filosoof Charles Bonnet (1720-1793), onder signatuur Ms. Bonnet 88/7.
Het is een fraai handschrift, afgeschreven door een zeer vaardige hand, zie de titelpagina hiernaast. Maar het meest opmerkelijk was voor mij dat het afgeschreven was naar de eerste, oorspronkelijke druk uit 1770. Spelling, hoofdlettergebruik, interpunctie - dit alles is vrijwel identiek aan de editio princeps, en nog opmerkelijker: vanaf pagina 7 wordt ook de pagina-indeling gevolgd, met dezelfde regellengte en het aantal regels per pagina. De conclusie kan niet anders zijn dan dat dit handschrift een later afschrift is.
Voor mij een enigszins teleurstellende conclusie, want de relevantie van dit handschrift voor de tekstgeschiedenis van de Lettre sur les désirs is daarmee minimaal.

dinsdag 8 januari 2013

Klank/kleuren - synesthesie

Hemsterhuis leed aan, of moeten we zeggen: onderging een vorm van synesthesie. Synesthesie is een vermenging van zintuigen,  waarbij ervaringen van het ene zintuig parallel ook gewaarwordingen van een andere zintuig oproepen. Voor Hemsterhuis was het een synesthesie van klank en kleur. Hij beschrijft zijn ervaringen in een brief aan prinses Gallitzin, gedateerd 17 maart 1783:

Voici de quoi il s’agit depuis le berceau: depuis que j’ai commencé à epeller jusqu’à l’heure que je vous parle, je n’ai jamais prononcé l’a sans avoir une idée ou la sensation d’un beau rouge, jamais le e sans celle d’un blanc de lait donnant un peu sur le bleu, jamais le i sans celle d’un noir parfait, jamais le o sans celle d’un blanc tout autre que celui de l’e et qui me paroit donner un peu sur la couleur de la crème; ou pour mieux dechiffrer la difference singuliere entre ces deux blancs, je devrois dire qu’ils different comme un ton quelconque de son octave. Jamais l’u sans celle d’un jaune parfait, jamais le eu sans celle d’un jaune pale, d’un jaune mêlé de blanc, donnant un peu sur le verd, jamais le ai sans celle d’un brun, c’est à dire du rouge et du noir ensemble; enfin, il n’y a pas un seul diphtonge dont je ne sent pas la couleur, melangée des couleurs qui dans ma pauvre tête sont attachées aux voyelles qui le composent. Il en derive un effet très singulier. Il y a des vers ou des phrases qui ont pour moi des charmes indicibles, presque independanment de leur sôns. Par exemple le vers d’Ovide que j’ai mis à la fin de la Lettre sur les Desirs est de ce nombre:
   –   –   –   Oraque tandem
   Ore suo non falsa premit,
Sans penser à Pygmalion ou à sa maitresse, c’est à dire independanment de ce charmant tableau, independanment même de la belle mesure, ce vers me donne une sensation coloriée, me paroit un bouquet de fleurs de differentes couleurs, qui en tant que couleurs seroient grouppées de la façon la plus heureuse.

Zie: Hemsterhuis, Ma toute chère Diotime 1783, lettre 4.21.
Voorts: Nederlandse Synesthesie Pagina